platonisch

waren eens twee kabouters in het gras
de één zong en de ander deed ‘n plas.
waartoe zijn we? kweelde de één, waarop
de ander zeide: nou, in een notendop:
leven, leven leven, en schudde af.
diep, heel diep. ‘k sta helemaal paf!
ja, je weet: driemaal is scheepsrecht
en ook wat nietzsche heeft gezegd
en een serie is volgens duchamp.
maar is het werkelijk geen kamp?
nee, en hij grijnsde sardonisch,
het is gewoonweg platonisch!
de één wist niet meer hoe hij het had
en viel pardoes op zijn gat.