Verhaal – Azlia

In het donker zaten de drie dicht opeengepakt.
“Is..is het al veilig om naar buiten te gaan?” vroeg de kleinste.
De oudste antwoordde met een gesis, terwijl deze angstig om zich heen keek. “Hou je stil, het lijkt al wel veilig, maar dat is juist reden tot bezorgdheid. Je weet, Azlia is er een meester in om net wanneer het veilig lijkt aan te vallen. Het is een sluw schepsel van list en bedrog.”

De grootste deed ook z’n zegje: “Ik heb het inderdaad verschillende keren zelf ondervonden, maar kon gelukkig nog ternauwernood wegkomen!”
De grootste werd Japlot genoemd door zijn clan en had veel moed. Hij had inderdaad Azlia al diverse malen getrotseerd, tot grote woede van het wrede schepsel.
“Ik hou het niet veel langer meer”, jammerde Litmor, de kleinste. “We moeten nu zo toch echt gaan, anders halen we het niet meer op tijd.”
“Nou, we hebben nog wel even”, reageerde Bromul, de oudste. “Ook al zijn we uitgehongerd, we hebben altijd nog wel even om te wachten!” Bromul was duidelijk de meest wijze van de drie. Dat was ook wel te zien aan zijn grijze haren, die overal door begonnen te komen. Hij was het die de beslissing zou nemen om verder te gaan.
“Kijk eens om de hoek, Japlot”, vroeg Bromul, “kun je iets zien, misschien een donkere schaduw wellicht?”
Japlot kwam achter hun dekking tevoorschijn en trippelde lichtvoetig naar de hoek. Voorzichtig keek hij er omheen. De kust leek veilig, niets raars te zien. Niets wat er niet hoorde te zijn. Hij ging terug naar de andere twee.
“Azlia is in geen velden of wegen te bekennen, de kust is veilig.”
“We wachten nog even, om het zekere voor het onzekere te nemen, en dan gaan we”, zei Bromul resoluut.
Hij keek met een schuin oog naar Litmor, die er wat sneu uitzag en dringend toe was aan voedsel en verzorging. Litmor zou het niet meer lang maken, besefte hij. Het werd tijd om te gaan.
Hij liet Japlot vooruitlopen, vervolgens Litmor en zorgde zelf voor de achterhoede. Niemand zou hen ongemerkt van achteren kunnen aanvallen.
Ze liepen de hoek om en liepen snel door het open terrein. Dit was het meest cruciaal, wanneer ze hier doorheen waren, was het veilig.
Opeens een schaduw en het ergste werd bewaarheid. Azlia had zich op Japlot gestort en scheurde hem bijna doormidden met zijn klauwen. Het bloed zat overal.
“Neeee!” schreeuwde Litmor, die besefte dat hij vervolgens aan de beurt was. Met een enkele haal van Azlia’s klauw haalde deze Litmor neer en verscheurde hij hem met zijn scherpe tanden.
Bromul verstijfde en kon zich niet meer bewegen; trillend zonk hij neder op de grond.
“Waarom, waarom doe je dit ons aan?” fluisterde hij naar het monster, “we hebben je toch niets gedaan.”
“Waarom?” reageerde Azlia terwijl hij Bromul neersloeg en begon op te peuzelen. Hoofdschuddend zei de kat. “Stelletje muizen!”